Matthijs Bosman, Wannes Goetschalckx & Marius Lut
08.05.2009 — 06.06.2009Matthijs Bosman, Wannes Goetschalckx & Marius Lut
08.05.2009 — 06.06.2009
Tubelight, 19.05.2009, Alexander Mayhew
Ingesleten kijkpatronen polijsten
Het nieuwe formalisme van Marius Lut
De vraag is waarom een jonge kunstenaar zich in 2009 nog bezig houdt met het ogenschijnlijk kaal gegrazen terrein van monochrome, fundamentele schilderkunst.
In zijn materiaalgebruik verschilt Lut misschien iets van de kunstenaars die deelnamen aan bovengenoemde tentoonstelling, waar verf vrijwel het enige medium was. Robert Ryman hield zich echter ook bezig met de wijze waarop de drager aan de muur is bevestigd - soms met nietjes en plakband. Dit zie je terug bij Lut, die rustig twee werken met tape aan de muur bevestigt. Dit tape maakt volledig deel uit van het werk en kan er niet los van worden gezien.
Voor Robert Mangold was het schilderij zowel een object als een oppervlak. Om dit te benadrukken maakte hij vanaf midden jaren zestig zogenoemde 'shaped canvases', waarbij de doeken niet alleen rechthoekig waren, maar ook andere vormen konden aannemen. Ook Lut schildert wel op ronde en halfronde doeken, hoewel hij vaker kiest voor de rechthoek. In de tentoonstelling is een rechthoekig werk te zien dat eenvoudigweg is bespannen met zacht zwart pvc. Het is een drie-dimensionaal object dat tegelijk het dwingende kader van het platte vlak benadrukt.
Een zelfde beheerste uitspraak doet Lut door het gebruik van slechts één kleur per werk. De vorm lijkt de kleur te bepalen en uiteindelijk lijken kleur en vorm aan elkaar gelijk te zijn. Toch is er bij Lut sprake van compositie, terwijl bij Alan Charlton en Gerhard Richter in 1975 bijna niet meer van compositie kon worden gesproken. Charlton maakte en maakt nog steeds compositieloze, consequent grijze doeken. Richter maakte aan het eind van de jaren zestig vooral Farbtafeln, die wel iets weghadden van uitvergrote kleurkaarten uit de verfwinkel. Kort daarna ontstonden zijn monochrome en zijn volledig grijze doeken.
Met name de oranje werken van Lut imponeren door hun visuele impact. Opgebouwd uit fel oranje tape, bedekt door een laag transparant en glanzend epoxyhars, doen de werken pijn aan je ogen. Het oogt perfect afgewerkt, totdat je in het tape een zwart vlekje ontdekt en aan de achterkant van het werk de gestolde druppels epoxyhars. Dit soort imperfecties zie je ook bij ander werk, waar aantekeningen in potlood tussen de gekleurde vormen op het doek staan.
Misschien nog indrukwekkender dan de signaalkleuren, is het dat Lut de ondankbare taak op zich neemt om verder te borduren op de ingesleten kijkpatronen van het formalisme. Lut tovert nog braakliggende of slechts terloops aangesneden niches in dit rigide vocabulaire tevoorschijn. Dit is geen gemakkelijke keuze, ook omdat zijn werk al snel associaties oproept met de werken van tal van voorgangers. Tegelijkertijd draagt juist deze historische connotatie bij aan de werking van Lut's monochromen. Er was wellicht sprake van een ingesleten kijkpatroon maar dat blijkt nog verder te kunnen worden gepolijst zonder dat het gaat vervelen.
Ingesleten kijkpatronen polijsten
Het nieuwe formalisme van Marius Lut
Twee werken van Marius Lut in West
De Franse schildertheoreticus Maurice Denis schreef in 1890: "Bedenk dat een schilderij - vóór het een strijdros, naakte vrouw of een ander verhaal is - in wezen een plat vlak is, bedekt met kleuren die op een bepaalde manier geordend zijn". De eeuw daarna zouden er vele schilders zijn die zich uitsluitend bezig hielden met het onderzoek naar de grondbeginselen van het beeld: afmetingen, vorm, lijn, kleur, textuur, materiaal en werkwijze. Dit culmineerde eind jaren zestig in Minimal Art en in Nederland in de tentoonstelling Fundamentele Schilderkunst in het Stedelijk Museum in 1975. Aan deze tentoonstelling deden 17 kunstenaars mee onder wie Gerhard Richter, Robert Ryman, Alan Charlton en Robert Mangold.
Marius Lut, die op dit moment het tweede jaar van de Rijksakademie doorloopt, deed niet mee aan deze legendarische tentoonstelling; hij werd pas een jaar later in Den Haag geboren. In West is te zien hoe ook Lut zich louter bezighoudt met de formele grondbeginselen en de zoektocht naar de impact van minieme verschuivingen in de speelruimte van het platte vlak. Hij vult het vlak met vormafbakenende kleuren. Per werk gebruikt Lut slechts één kleur; dit keer zijn dat knalblauw, feloranje, zilver, zwart en groen. Naast verf gebruikt hij kleurgebonden tape, zacht pvc en epoxyhars.De vraag is waarom een jonge kunstenaar zich in 2009 nog bezig houdt met het ogenschijnlijk kaal gegrazen terrein van monochrome, fundamentele schilderkunst.
In zijn materiaalgebruik verschilt Lut misschien iets van de kunstenaars die deelnamen aan bovengenoemde tentoonstelling, waar verf vrijwel het enige medium was. Robert Ryman hield zich echter ook bezig met de wijze waarop de drager aan de muur is bevestigd - soms met nietjes en plakband. Dit zie je terug bij Lut, die rustig twee werken met tape aan de muur bevestigt. Dit tape maakt volledig deel uit van het werk en kan er niet los van worden gezien.
Voor Robert Mangold was het schilderij zowel een object als een oppervlak. Om dit te benadrukken maakte hij vanaf midden jaren zestig zogenoemde 'shaped canvases', waarbij de doeken niet alleen rechthoekig waren, maar ook andere vormen konden aannemen. Ook Lut schildert wel op ronde en halfronde doeken, hoewel hij vaker kiest voor de rechthoek. In de tentoonstelling is een rechthoekig werk te zien dat eenvoudigweg is bespannen met zacht zwart pvc. Het is een drie-dimensionaal object dat tegelijk het dwingende kader van het platte vlak benadrukt.
Een zelfde beheerste uitspraak doet Lut door het gebruik van slechts één kleur per werk. De vorm lijkt de kleur te bepalen en uiteindelijk lijken kleur en vorm aan elkaar gelijk te zijn. Toch is er bij Lut sprake van compositie, terwijl bij Alan Charlton en Gerhard Richter in 1975 bijna niet meer van compositie kon worden gesproken. Charlton maakte en maakt nog steeds compositieloze, consequent grijze doeken. Richter maakte aan het eind van de jaren zestig vooral Farbtafeln, die wel iets weghadden van uitvergrote kleurkaarten uit de verfwinkel. Kort daarna ontstonden zijn monochrome en zijn volledig grijze doeken.
Met name de oranje werken van Lut imponeren door hun visuele impact. Opgebouwd uit fel oranje tape, bedekt door een laag transparant en glanzend epoxyhars, doen de werken pijn aan je ogen. Het oogt perfect afgewerkt, totdat je in het tape een zwart vlekje ontdekt en aan de achterkant van het werk de gestolde druppels epoxyhars. Dit soort imperfecties zie je ook bij ander werk, waar aantekeningen in potlood tussen de gekleurde vormen op het doek staan.
Misschien nog indrukwekkender dan de signaalkleuren, is het dat Lut de ondankbare taak op zich neemt om verder te borduren op de ingesleten kijkpatronen van het formalisme. Lut tovert nog braakliggende of slechts terloops aangesneden niches in dit rigide vocabulaire tevoorschijn. Dit is geen gemakkelijke keuze, ook omdat zijn werk al snel associaties oproept met de werken van tal van voorgangers. Tegelijkertijd draagt juist deze historische connotatie bij aan de werking van Lut's monochromen. Er was wellicht sprake van een ingesleten kijkpatroon maar dat blijkt nog verder te kunnen worden gepolijst zonder dat het gaat vervelen.